maandag 16 augustus 2010

Donderdag

Op 'school' gaat het lekker vandaag. De studenten vinden in Henk en mijn bijdragen een voor hen vreemde manier van bijbelstudie, waar ze duidelijk plezier in beginnen te krijgen. Ik laat zien dat Gods duidelijke voorkeur (1Sam 8 bijvoorbeeld) is geweest om zónder koningshuis Israël te regeren. En dat Hij, meer nog dan onder Abraham of Mozes, rechtstreeks als koning over zijn mensen wil regeren. Als uitsmijter leg ik een bommetje als vraag neer: als dat Gods voorkeur heeft, moeten we dan niet naar het model van Israël rond de tabernakel, de wapens opnemen om een theocratie rond een heiligdom te institueren? Ik geef ze de keus: of met dat voorstel instemmen, of motiveren waarom we het niet zouden moeten doen. We hebben gelukkig geen tijd om die vraag uit te kauwen, en stellen een antwoord uit tot morgen. Met die vraag zijn ze wel even bezig ;-)

Terug uit Canning horen we dat we vandaag te gast zijn bij gemeenteleden voor een gebedsbijeenkomst. Een weduwe, zoon en schoondochter. Ze hebben een prachtige woning in hartje Calcutta: twee boven elkaar gelegen appartementen. Behalve de famlie treffen we er nog een stuk of vier mensen, meest dames. Ik krijg het voorrecht een bijbelgedeelte te mogen lezen, en daarbij een overdenking te geven. Mijn keuze valt op een passage uit 1 Johannes, en de voornaamste toepassing dat onze liefde, juist ook binnen familiebanden, die van Jezus mag weerspiegelen. Dan wordt naar voorbedepunten gevraagd. Het is vooral de moeder die het woord doet. Ze vraagt gebed voor haar zoon en schoondochter (waar ze bijzitten...). Of ze op de wegen van de Heer mogen blijven, en vooral ook of ze een kind mogen ontvangen, aangezien ze nu vijf jaar getrouwd zijn, maar nog kinderloos. Zoonlief lijkt het meer leidzaam te ondergaan, dan dat hij er enthousiast over is. En dat is dan weer net iets meer dan ik van de houding van de schoondochter kan maken. Ik kijg een onbestemd gevoel dat de toepassing wel eens meer relevantie kan hebben dan ik voorzag.

Wat ik niet zag aankomen, is dat een gebedsbijeenkomst een maaltijd insluit, groot genoeg om de hele drie weken energie te hebben. Tot ons grote vermaak wordt Daniëls bord, zeer tegen zijn kennelijke wens in, keer op keer bijgevuld. Heerlijke rijst, overigens, mild gekruid. Ze houden immers rekening met ons westelingen.

Zoon en schoondochter zien we niet bij de tafel. De andere gasten wel. Ik suggereer vragend aan de moeder, dat het leven van een weduwe in India vast niet eenvoudig is. Haar antwoord is griezelig openhartig: 1) dat klopt, het is bijna onmogelijk, dus ben ik aangewezen op mijn zoon. 2) dat botert niet. 3) ik ben dan ook een blok aan hun been.

In deze indirecte samenleving is dit een antwoord dat door merg en been snijdt. Ook achter deze welvarende voorgevel gaat diepe gebrokenheid schuil.

Geen opmerkingen: