donderdag 17 december 2015

Ontwikkeling India

Dit is mijn derde bezoek aan India. Mijn eerdere reizen waren in 2007 en 2010. India noemen we een ontwikkelingsland. Meestal bedoelen we daarmee een land dat zich vooral zou moeten ontwikkelen - maar arm en onderontwikkeld is. En? Hoe zit het met de ontwikkeling van Calcutta - zeg in de laatste 10 jaar?
De indruk die Calcutta in 2007 maakte, zal ik niet snel vergeten. Allereerst de natte warmte, de geuren, de geluiden. Vertrekken bij 5 graden, uitstappen bij 28. En dan het verkeer: Een ongelooflijk gekrioel van riksja's, motoren, fietsen, krakkemikkige vrachtvoertuigen, en auto's in verschillende staat van ontbinding. een bijzondere indruk maken de oude voertuigen, omdat die ontzettend veel herrie maken. Werkelijk niet te bevatten, dat lawaai. Met daartussen wat kleinvee, en een enkele onvermijdelijke heilige koe. Bermen en open water liggen vol met stinkend vuilnis. 'Goor' is een besef dat de hele tijd bij je blijft. Een paar dagen later bezochten we het (winkel-) centrum van de stad. Nauwelijks straatverlichting, open vuurtjes met scherpe geuren. Geuren van halfverbrande olie, van de mix van brandstoffen (van geverfd hout via benzine of kolen tot diermest), en van exotisch voedsel. Maar de diepste indruk maakten de bedelaars. Duizenden bedelaars. Onze begeleiders wijzen ons op ongelooflijke details. Een 13-jarig meisje dat bedelt met een baby op de arm, blijkt de baby te hebben gehuurd. Er blijken 'dokters' te zijn waar je een handicap kunt kopen, omdat dat meer oplevert. De man van rond de 50 die bedelt vertelt dat hij vorige week zijn baan is kwijtgeraakt, en dat hij geld nodig heeft om de komende paar dagen door te komen, voor hij aan zijn nieuwe baan begint. Hij komt overtuigend over, en dat is niet zo gek, want hij vertelt dit verhaal inmiddels 20 jaar, begrijpen we later. De straten zijn goor, overal zijn opdringende verkopers, zo gauw je stilstaat zijn er bedelende handjes en oogjes van kinderen. En door dat alles heen zijn er overal afgodsbeeldjes en offers. Een portret van een afgod dat aan een boom gespijkerd zit. Verse en minder verse bloemkoppen aan de voet van de boom. Een beeldje in een 'huisje' niet groter dan een stoeptegel, maar wel kniehoog. Bont gekleurd, met verlichting erin. Bloemslingers, doorgesneden limoentjes. Op de dashboards plastic mini-afgoden. Aan de hoeken van voertuigen bungelen sliertjes met afwisselend een peper en een limoentje. Het blijken allemaal offers. Kleur, geur, vorm, de aanwezigheid van afgoden is letterlijk altijd binnen handbereik.

2010. De hitte is gebleven, de drukte is misschien zelfs nog wel gegroeid. Maar de bedelaars zijn weg. Het vuilnis is er nog - maar het is veranderd. Waren het in 2007 houtresten, kapot aardewerk en lappen, nu is het plastic. Vooral flessen, maar verder alles wat je je kunt herinneren op het gebied van fout plastic. Stoeltjes die nieuw al wrak waren, gescheurde teiltjes. De geur is er niet op vooruit gegaan. Echt, je vergeet hier nooit om je handen te wassen. Of jezelf schoon te houden. Het accent in vervoer is verschoven van mankracht (fietsaandrijving, of stapels op je hoofd), naar motorkracht. Het kleinvee is vrijwel weg. Waar de venters zijn gebleven, zijn 'winkeltjes' die niet meer zijn dan op een kleedjesmarkt in Nederland verdwenen. Wat de hindu-signalen betreft: er is me weinig van bij gebleven. Was het iets minder dan vorige keer? Of valt het me minder op?

2015. Het eerste wat opvalt: He vliegveld is gemoderniseerd. Mankracht, aardetinten en - alweer - vuil hebben plaatsgemaakt voor ruimte, loketten met duidelijke belettering en rust. Het verkeer is rustiger. Veel rustiger. De lawaaiigste motorvoertuigen zijn weg, en er zijn stille, kleine, compacte auto's voor in de plaats gekomen. Andere merken dan in NL, maar niet wezenlijk anders dan een Aygo of Panda. Straatvuil is er zeker nog, maar niet meer altijd en overal. Jammer is wel dat het water in een kanaaltje echt te erg voor woorden is. De stank, een oppervlakte die zeker niet uit water bestond, oevers vol ellende. En nergens een watervogel, laat staan een vis. Niet te harden. Toch valt het in het niet naast een meer in 2007, dat je letterlijk de adem benam, omdat er én een chemische fabriek op loosde, én het water werd gebruikt door leerlooiers-in-de-open-lucht. die laatsten krijgen huiden met resten rottend vlees aangeleverd, gebruiken vage vuurtjes en enge chemie om haar en vleesresten te verwijderen. Dat is allemaal gesaneerd. De economische achtergrond is dat er grotere bedrijven zijn gekomen, en daarmee banen. Veel banen. Werkloosheid, bedelen, sjofele eenmanszaakjes: ze zijn snel op hun retour. Opvallend is dat zichtbare hindu-uitingen in hetzelfde tempo verdwijnen. Weg zijn de altaartjes, de bloemknoppen en de bungelende peper/limoen draadjes. Niet dat de tempels eronder lijden. Sterker: Doordat de straten de zintuigen minder afstompen, vallen de kleurige, prachtig verlichte en goed bezochte tempels des te meer op. Sommige niet groter dan een flinke koelkast. Op elk moment van dag of nacht zie je er mensen. En toch: het is secularisatie op zijn Indisch. Nu ik erover nadenk: Ik heb pas 1 koe met haar kalf gezien, en pas 1 monnik in oranje gewaad.

Uitsmijtertje rond koeien, hindu's en moslims. Gisteren stond er zowaar rundvlees op tafel. En dat in een land waar die dieren heilig zijn. Hoe kan dat? Een hindu neemt een koe om religieuze redenen. Hij verzorgt haar en zal de melk gebruiken. Maar als de koe oud wordt, hoe kom je er dan vanaf? Wel, je verkoopt haar. Maar wie wil er nu een bejaarde koe kopen? De moslim slager om de hoek. Je zou het misschien niet zeggen van hét hindu-land bij uitstek, maar er 8 tot 12% is moslim. Ja maar... Je verkoopt je heilige dier toch niet aan een slager?! Somigen wel degelijk. Anderen verkopen hun koe aan een handelaar. Mogen wij helemaal zelf verzinnen wie de klant van de handelaar is.

1 opmerking:

Iris zei

nu word ik heel nieuwsgierig naar een foto van dat smerige water? Als ik toch voor een watertentamen leer vandaag...