dinsdag 13 december 2011

India - een late terugblik

Pastor Henk will now pray with you. En dat doet hij. Twee Hollandse dominees zitten in kleermakerszit in een hut op een van de Sundarban eilanden.

Het lukt me vast wel weer om zonder hulp te gaan staan, over een uurtje. De hut is ongeveer zo groot als een studentenkamer. De ene helft is een houten verhoging, bedekt met een kleed. Hier slaapt het gezin met drie kinderen. Vloer en onderste deel van de muur zijn van leem, de verdere opbouw is plantaardig. Bamboe voor de constructie, vlechtwerk van blad als wanden, en schoven rijstestro als dak. Sukrith Roy is de geestelijk leider van de theologische opleiding, maar ook van de meer dan honderd zendelingen / voorgangers die zijn uitgezonden. Hij heeft ons meegenomen op huisbezoek, en we leren een kant van India kennen die in geen enkele toeristische gids staat. De vader des huizes teelde hier rijst, toen in 2008 het zoute water kwam en alles meenam. Huis en huisraad, alle vee, en ook een flink deel van de eilandbewoners. Zoals tienmaal eerder in een eeuw. Op het ene eiland waren geen of weinig doden te betreuren, op een ander was tot een kwart van de bevolking door het water meegenomen. Maar overal moest het leven opnieuw worden opgebouwd. Zo ook bij dit gezin. Natuurlijk was de rijstoogst verloren, en gingen huis en bezittingen met het water mee. Maar erger is, dat het zeewater zout achterlaat. Op zilte grond groeit geen rijst. Dat gaat jaren duren. Daarom ging vader in de bouw werken, 1000 km verder. Tot hij een val van 15 meter maakte. Niemand telde zijn botbreuken, maar dat hij vanaf het middel verlamd was, werd wel opgemerkt. Van zijn werkgever kreeg hij er ontslag voor. Met hulp van de kerk is hij naar huis gehaald. Hoe hij ooit nog voor zijn gezin kon zorgen wist niemand.

Is dit nu cultuurshock? Als ik lang in deze houding blijf zitten, komt deze studeerkamerheld niet overeind. Maar ik durf er niets van te zeggen – want een man die gewend is zonder stoel of zelfs maar matras te leven was verlamd. Om nooit meer overeind te komen. Mijn welvaart, dit harde bestaan. Slapende ledematen uit stramheid, verlamming door armoede.
Naast de drie genoemde dominees (twee lang en blank, en Sukrith) is er nog een vierde dominee: Pastor Supriyo Mondal is de voorganger op dit eiland.

Hij is door de CMA hier naar toe uitgezonden, om een nieuwe gemeente te stichten. Op een eiland waar nog geen enkele christen is. Onder zijn bediening is een jonge christelijke gemeente ontstaan van rond de honderd leden. De Heer zegent de jonge gemeente. En dat blijft ook bij de CMA niet onopgemerkt. Op kosten van Koreaanse gevers is van beton een kerk gebouwd. Het enige betonnen gebouw op het eiland, en ook het enige dat staande bleef tijdens de overstroming. Het vuil dat in de muren getrokken is, maakt zichtbaar hoe hoog het water gekomen is. Ook is een Koreaans team met medici en ondersteunend personeel langs geweest. Op één middag zijn honderden mensen door een verbluffend effectief team behandeld. Bij een andere gelegenheid, twee jaar eerder, heb ik een trip van dat team meegemaakt. Een impressie daarvan: Op een eiland waar het enige kunstlicht uit walmende olielampjes bestond, ging iedereen rond zonsondergang slapen. Maar niet die avond. 20 Koreanen, drie lokale artsen, en alweer twee blanke, lange dominees staan opeens op het eiland. In vijf minuten was in de kerk een hospitaal opgebouwd, met een oogkliniek, een huisarts, een apotheek, drie gebedsteams, een tandarts en een chirurg. Een stampend aggregaat zorgt voor audioversterking en licht. Als het uitvalt, schakelen de teamleden in een beweging de LED-lampen op voorhoofd en polsen in. Het kost geen 5 seconden, er wordt geen woord aan gewijd, er wordt geconcentreerd doorgewerkt. In de ontstane stilte horen we in de verte ‘ons’ culturele Koreaanse team met grote trommen en traditionele kleding dreunend rondlopen.


Dat team, plus een kinderteam met mime en ballonnenclown trekken de aandacht van de eilanders. In het donker is het moeilijk te schatten, maar er moeten minstens 500 eilanders op afgekomen zijn. Alleen al de impact van krachtige lampen en audioversterking is onvoorstelbaar. Artsen, elektrisch licht, brillen, lange blanken, medicijnen. Op dit eiland zijn ze voor vrijwel iedereen nieuw.
Henk en ik vinden Supriyo in een hoekje. Hij is onrustig, kijkt gejaagd om zich heen. Het is duidelijk dat hij het geheel met gemengde gevoelens ondergaat. Dankbaar voor het getuigenis, en voor de inzet van al die vrijwilligers, maar ondertussen staat alles wat hier gebeurt mijlenver af van het dagelijks leven van de eilanders. Hoopvol – maar ook lawaaierig en vreemd. Wij realiseren ons, dat wij over 2 uur precies vertrokken zijn – maar hij hier achter blijft. Supriyo zal de overdonderde eilanders met hun vragen en reacties te spreken krijgen.
Is hun cultuurshock niet veel groter dan de mijne? Alles aan het Koreaanse optreden spreekt welvaart, efficiency, zegen. Henk en ik spreken lang na. Over culturele aanpassing en gebrek daaraan. Over welvaartsevangelie en dorre christenheid. Over bekeerde Dalits, en over het ambt van onze collega op dit eiland.
Terug in de hut, vertelt de moeder dat zij twee weken geleden de dominee bij haar man geroepen had. Hij was eerder geweest, en was tot grote steun voor het gezin. Ditmaal heeft hij voor de verlamde broeder gebeden. Aan God voorgelegd dat de vrouw een man, maar vooral de drie kinderen een vader nodig hebben. Twee jaar na de grote vloed ook de kostwinner in het gezin verliezen is zwaar. Maar we bouwen op u, Heer. Hoe de buren nu ook afgeven op u. 'Zie je wel? Hadden ze maar de Hindoe-goden moeten blijven aanbidden.' Heer, uw wil geschiede. We hebben niemand, behalve u. En God verhoorde het gebed. De broeder kreeg het gevoel in, en controle over zijn benen terug. Dat was nu twee weken geleden. Later vertelt Sukrith dat God de bediening van deze dominee vaker met wonderen zegende. Zoals een collega op een ander eiland gezegend werd met wijsheid, en daarvoor groot gezag op het eiland ontving. Twee voorbeelden van gaven die de Heer gebruikt om mensen die gevangen zijn in het kastensysteem en afgodendienst in de vrijheid te zetten.
Nee, die armoede en onmacht waren mijn cultuurshock niet. De altijd voelbare invloed van geestelijk en materiëel succesvol Korea evenmin. Het levende geloof, de ervaarbare aanwezigheid van de Heer, en de kracht waarmee Hij achter zijn boodschap gaat staan. Die zijn het contrast met mijn eigen cultuur.
Het duizelt me, als we opstaan. Ik sta onvast op mijn benen. Vermoeidheid? Slapend been? De altijd heftige, exotische geuren? De ontmoeting die ik juist had? De nabijheid van de levende God? Of gewoon dat ik mijn hoofd stoot tegen de deuropening? Wat zouden ze hier immers moeten met een deur hoger dan 1,50 meter?

Geen opmerkingen: