maandag 26 september 2011

Gemeenschap - Bemin of ik schiet

Van alle steden in Nederland, heeft Wageningen het grootste aandeel eenpersoonshuishoudens, namelijk 58%. Dat heeft natuurlijk veel te maken met het aandeel studenten hier.
En, als ik toch onderzoeken aanhaal: onlangs las ik dat meer dan de helft van de eerstejaars studenten zich eenzaam voelt.
Die eerstejaars studenten en hun eenzaamheid, ze passen in een brede trend. Veel grote steden zitten al boven de 50%, en een groeiend aantal mensen van alle leeftijden geeft aan zich eenzaam te voelen. Eenzaamheid lijkt een volksziekte te worden.
Om maar vast een misverstand weg te nemen: eenzaamheid is niet voorbehouden aan eenpersoonshuishoudens. Getrouwd zijn, en achter de voordeur toch als vreemden voor elkaar leven. Vreselijk, maar het komt wel voor.

In Mattheüs 22:34-30 probeert een farizeeër Jezus met een strikvraag te vangen. Hij stelt een heel vrome vraag. 'Meester, wat is nu het belangrijkste gebod van de hele wet?' Het is maar goed dat we weten dat er kwade wil in het spel is. Want dat is toch de mooiste vraag die je krijgen kunt? Beleefd – hij spreekt hem aan met meester. En dan een vraag naar de kern. Waar draait het in Gods wet ten diepste om?
Ja... Wat is nou de belangrijkste wet van allemaal? Wat een vraag. God heeft ze allemaal niet voor niets gegeven!
Het hart van een moeder klopt voor haar gezin. Vraag haar maar eens: wie is je belangrijkste kind? Je favoriet? Daar is geen antwoord op te geven. Elk van de kinderen is haar favoriete kind.
Wat is Gods lievelingsgebod? Een harteloze vraag, waarmee de farizeeër juist zijn eigen hart verraadt. Wetsgeleerde zijn, dienaar en hoeder van de wet, en de wet gebruiken om iemand met liefde voor de wet klem te zetten. Liefdeloos naar Jezus, liefdeloos naar God.

Jezus antwoordt vaak 'met een bochtje'. Een gelijkenis, een wedervraag. Nu niet. Jezus zegt: Liefde voor God op 1.
Nu doet Jezus het tóch. Zeggen dat één gebod ver boven de andere uitsteekt. En wat een vreemd gebod. Lag 'de Here onze God, de Here is één' niet meer voor de hand? Dit gebod heeft iets vreemds. Niet omdat het onbekend zou zijn, want ook dit werd en wordt dagelijks opgezegd. Maar het heeft iets onhaalbaars en onmogelijks. Gij zult liefhebben! Liefde op commando? Dat heeft toch iets van 'Lach of ik schiet.' Hoe kan God het eisen? Omdat liefhebben samenleven mogelijk maakt. Naar de ontmoeting uitzien, genieten van elkaars aanwezigheid, En samenleven, daarvoor heeft God ons geschapen. In Genesis 2 laat God het Adam ervaren: het is niet goed als de mens alleen is. Ik zal hem een hulp maken die bij hem past. Het sociale, op elkaar gerichte, is het hoofddoel van de geschapen mens. Adam mag iets proeven van wat God verlangt in de schepping van de mens. Gemeenschap. Samenleven.
Dat hoor je ook in Gen 1 doorklinken. Als God zegt: Laat ons mensen maken naar ons beeld. Voor Zichzelf gebruikt Hij een woord van samenleven en gemeenschap. Hij spreekt, ja spoort Zichzelf ermee aan. En juist in die context klinkt het: 'En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.'
Daarom kan God liefde gebieden. Omdat juichende liefde het bouwmateriaal van de mens is. De mens is als Gods vleesgeworden liefde geschapen. De mens is geschapen om Gods liefde te ontvangen, terug te schenken, en door te geven.
En daarom hangt alles van dit ene gebod af. Zo zegt Jezus dat 'aan deze twee geboden hangt de ganse wet, en de profeten'. Een vast punt, waaraan alle andere dingen opgehangen zijn.
Voor de praktisch ingestelden onder u: de spijker in de muur, waaraan het schilderij opgehangen wordt. Voor de filosofisch ingestelden: het Archimedisch punt.
Onwrikbaar op zijn plaats, sterk genoeg om de wereld van zijn plek te krijgen – of op zijn plek te zetten. Elk gebod is hierop te herleiden. En dat bedoel ik letterlijk. Elk gebod is hieraan dienstbaar. Alle hoogte- en dieptepunten in de geschiedenis van God met de mens gaan hierover: Leven ze weer samen in wederzijdse liefde, of keert de mens zich van God af, laat hij Gods liefde onbeantwoord, en loopt het weer uit op eenzaamheid?

Betekent Jezus' antwoord dat de andere geboden er niet toe doen? Dat zou je wel denken, als je ziet hoe vaak Hij bijvoorbeeld met het sabbatsgebod in aanvaring komt. Waar de schriftgeleerde zich afvraagt of er met het oog op de sabbat verschil is tussen gloei- en SL-lamp, geneest Jezus, plukt en eet Hij met zijn discipelen graan. Allemaal op sabbat. Nee, ga met Hem niet in discussie over een ijsje eten op zondag!
Geen wonder, dat Hij keer op keer in aanvaring komt met die schriftgeleerden. Hij kent de wet, maar dan vanuit Gods perspectief. Hij weet niet alleen wat er moet of mag, maar ook hoe die wet de gemeenschap tussen God en mens dient. Bijvoorbeeld: De sabbat is er om te rusten, en om tijd te maken voor God. En dus niet om je druk te maken over het rusten zelf. De doodstraf op overspel is er om huwelijk (en dus samen leven) niet verder te laten beschadigen. Maar bekering van de zondares gaat daar bovenuit.

Hoe raakt dit antwoord, dit gebod, de afgevaardigde farizeeër? Hij wilde Jezus vangen met zijn vraag. Maar hij wordt ontmaskerd door Jezus' antwoord. De farizeeërs hadden vergaderd. De sadduceeën waren afgedropen. Dat mag ons niet gebeuren! Hoe kunnen wij Jezus de mond snoeren? En ze schoven een van hen naar voren met een strikvraag. Veilig op hun eigen terrein – er waren allerlei antwoorden op de vraagwat het belangrijkste gebod was. Elk antwoord zou Jezus in een hokje plaatsen. Zo kan je Jezus zijn plaats wijzen, en tegelijk de sadduceeën aftroeven. De vraag wordt gesteld om afstand te houden. Om de hiërarchie helder te krijgen. Jezus boven je, of de farizeeën boven Jezus?
Maar Jezus' antwoord laat zien hoe fout de vraag is. Het hart van de wet is de liefde. De gemeenschap, de nabijheid. En een strikvraag is ingegeven door afweer, angst, afstand. Als alle geboden aan de liefde hangen – dan is de vraagsteller de weg kwijt. Want de vraag was liefdeloos.

En hoe raakt dit antwoord u en mij? Wat de geboden betreft: dit antwoord heeft vér strekkende gevolgen. Ethische vragen, levensvragen, ze kunnen niet worden dichtgetimmerd met 'Er staat toch duidelijk...' Nog altijd zullen we helder moeten voorlezen, en gehoorzaam moeten luisteren. Maar het moet wel uitluisteren zijn. Horen hoe God zijn Woord gebruikt om samen leven mogelijk te maken. Ruimte te maken voor liefde, voor aanvaarding, voor leven. Niet omdat het Woord verouderd zou zijn. Maar omdat het gebod steeds een doel dient: De mens op te roepen in liefde met God te leven, en in liefde met elkaar. Dat is een taak waarbij we steeds hart en ziel bij nodig zullen hebben. En ons hele verstand bovendien.
Maar raken, echt persoonlijk raken doet dit antwoord ons in ons hart. (…) De diepe pijn die je voelt bij afwijzing, wantrouwen en twist, die blijkt hierop terug te gaan. We zijn geschapen om samen te leven. Om met elkaar in gemeenschap te leven, lief te hebben. Kijk nou toch wat we daarvan hebben gemaakt! Een halve politiestaat moet ons beschermen tegen... elkaar. Bewakingscamera's en digitale certificaten. Uitgelekte telefoontaps en politiekeur op het hang- en sluitwerk. Broeders en zusters die onze gemeente hebben verlaten, omdat vertrouwen, veiligheid en liefde niet meer werden gevoeld. Huwelijken, waar afstand de plaats heeft ingenomen van samenleven. Levens, die achter de voordeur of achter een computerscherm in eenzaamheid worden geleefd. Kinderen die 's morgens vroeg met pijn in hun buik de klas in komen. Omdat ze zich er onwelkom weten. Kinderen, die als ze thuis komen naar boven sluipen, of een smoes zoeken om later thuis te komen. Want het is geen thuis, en is het ook nooit geweest.
O God, vergeef. Treedt niet met ons in het gericht. Ook niet met ons, kerkmensen. Als het erop aankomt, sturen wij onze wetsgeleerden op U af, om afstand te bewaren, ons gelijk te halen. Op de kosten van de zwakke, de eenzame. Op de kosten van uw Zoon. Hij is eenzaam. Tot vandaag toe. Hij was eenzaam toen zijn moeder en broers Hem niet begrepen. Toen de schriftgeleerden Hem aanvielen. Toen Petrus gevlucht was. Toen Hij stierf aan het kruis. Toen Hij opstond, en er niemand gelovend stond te wachten bij zijn graf. En nu nog wacht Hij erop, verenigd te worden met zijn bruid. Zijn Eva. Zijn wederhelft, waarnaar zijn verlangen uitgaat. Zijn kerk, zijn bruid, ze kostte Hem niet een rib uit het lijf, maar heel zijn hart, heel zijn ziel, en al zijn kracht. Geloof maar, dat Hij uitziet naar de jongste dag. Dat Hij naar die dag toe werkt.
Tot het zover is, is er geen groter gebod dan dit: Hem liefhebben met alles wat in ons is. En onze naaste, met dezelfde alles omvattende passie. Wie onder ons eenzaam is: Ik mag u de troost van Adam geven. Uw pijn is bij God bekend. Uw pijn hoeft niet de doffe pijn van berusting te blijven. Zoals liefde naar Gods liefde mag verwijzen, zo mag de pijn van eenzaamheid en afwijzing verwijzen naar de pijn van God, Die lijdt aan onze afwijzing. En zoals Adams verlangen vervuld is, wordt uiteindelijk ook het uwe vervuld. Want Jezus komt terug. Met heel zijn hart, heel zijn ziel, en al zjin kracht werkt Hij vandaag aan de gemeenschap met u en mij. Zijn liefde is volkomen, zijn kracht onbegrensd. Nu mag u delen in de pijn die God heeft om de mensen die zijn liefde niet bereikt. Straks mag u met de Vader en de Zoon de wijn nieuw drinken.

Onze samenleving raakt steeds verder los van God. En dus ook van elkaar. Want de liefde voor God en de liefde voor elkaar noemt Jezus niet voor niets in een adem. Waar liefde wijkt, komt angst binnen. Eenzaamheid als volksziekte is een symptoom van angst. Angst voor samenleven, angst voor elkaar. Zoals lucht en water samen de ruimte in een fles verdelen, zo verdelen angst en liefde de ruimte in het leven. Allochtonen, moslims, of nu de Grieken, en de economie. We zien hoe we uit angst reageren. En hoe de liefde telkens moet wijken voor de angst. Geen wonder dat eenzaamheid om zich heen grijpt. Ik roep u op om in die wereld te getuigen, door niet uit angst, maar uit liefde te leven. Ik sluit af met 1Jo 4:18 Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde.

Geen opmerkingen: