donderdag 6 oktober 2011

Eenzaamheid - gemis aan gemeenschap

Ik had een vriendelijke oude oom. Inmiddels is het jaren geleden dat hij is overleden.
Maar ik herinner me hem nog levendig. Zo reed hij graag in vierkante, Amerikaanse auto's.

Niet zoals hobbyisten nu, die ze als klassiekers rijden, maar nieuw. Onhandig groot, onzuinig aan de pomp en in de afschrijving, en verre van betrouwbaar. Maar het maakte hem wél een bijzondere oom. Hij hoefde duidelijk niet op een dubbeltje te kijken. Hij had ook een andere kant. Een zuinige kant. En hóe. Als de manchetten van zijn overhemden doorsleten, nam hij ze in. Telkens weer. Tot er soms niet meer dan een reepje van over was, net breed genoeg voor een knoop.

Rond de lichtschakelaars in zijn huis bracht hij kunststof folie aan, omdat daar volgens hem behang het snelst vervuilt en slijt. Kortom, een man van contrasten. Voor mij als neefje wel bijzonder, al was ik ook ergens wel een beetje bang van hem. Zijn ideeën over auto's en zuinigheid waren dan wel grappig, zijn politieke ideeën vond ik ronduit eng. Zo hoorde ik hem eens zeggen, dat voedselhulp aan een arm land een slecht idee was, omdat het aantal mensen dat je dan een volgende keer moet redden alleen maar groter is. Alsof je het over de populatie wilde zwijnen op de Veluwe hebt. Zijn politieke ideeën en zijn huiselijke gewoontes werden beide radicaler na zijn pensionering.

Een preek bij Exodus 18:13-27.

Ik had het er thuis met moeder over, en zij zei: ik merk steeds meer aan hem, dat hij alleen is. Nu was oom ongehuwd gebleven. Maar dat alleen maakte hem nog niet eenzaam. Werk, kerk, woonomgeving en familie droegen allemaal een steentje bij. Maar na werk kwam pensioen, van de kerk nam hij afstand omdat hij het ergens mee oneens was, met de nieuwe bewoners die in het flatgebouw kwamen kwam geen contact, en zijn familieleden werden oud en minder mobiel. Wie heb je dan nog om je ideeën mee te bespreken? Wie zegt er dan nog dat je te ver gaat, doorslaat? Mijn oom was natuurlijk op leeftijd toen hij eenzamer werd. En zijn levenservaring zal hem ongetwijfeld geholpen hebben om niet echt te ontsporen. Toch heeft het mij wel geleerd hoe belangrijk het is om in verband te staan met andere mensen. Om je leven te delen.
Bij mensen die écht ontsporen blijkt ook vaak dat er geen mensen om hen heen stonden die hen bijstuurden. En dan kan het ook heel erg fout gaan. Zo was er deze zomer Breivik, die in Noorwegen een bom plaatste op de ene plaats – met acht doden als gevolg, en elders op een jongerenkamp tientallen jongeren doodschoot. Hoe zou het met hem gelopen zijn als er iemand in zijn leven was die hem durfde bijsturen en tegenspreken? Als hij deel had uitgemaakt van een gezin, een kerk, mee had gedaan in de buurt, een partner of collega's had die hem verstonden. Nu was hij veel alleen met zijn eigen malende gedachten. Hij sprak niet veel meer met anderen, behalve dan dat hij – lekker anoniem natuurlijk – op internetfora zijn gedachten uitventte. Als je terugkijkt op hoe hij zich tot eenmans leger ontwikkelde, hoor je de echo van Genesis 2: 'Het is niet goed als de mens alleen is. Ik zal een helper voor hem maken, die bij hem past.' God heeft de mens geschapen – en zie, het was zeer goed! Maar Hij laat die mens wel meteen ervaren dat eenzaamheid een tekort is. Bijzonder! Als alles nog goed is, nog voor de zondeval, laat God Adam één ding voelen dat er echt aan schort. De enige keer voor de zondeval, dat gezegd wordt 'Het is niet goed'. En laat me dat dan ook heel duidelijk zeggen: als je voelt dat je eenzaam bent, op welke manier ook, dan voel je hoe waar het is: alleen zijn is niet goed. Dan voel je een pijn, die er vanaf het allereerste begin geweest is. Het verlangen naar gemeenschap, naar samen zijn.
God heeft dat met een doel laten voelen. Dat zie je aan de verzen die er in Gen 2 op volgen. God besluit: 'Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.' Maar voordat Hij dat echt doet, schept Hij eerst alle dieren, en laat Adam al die dieren een naam geven. Dat doet hij, maar het vervult Adams verlangen naar gezelschap niet. Zo voelde Adam het gemis eens te meer. En dan pas bouwt God uit Adams rib Eva. God laat de mens voelen dat hij gemeenschap nodig heeft, omdat Hij de mens schept om ook gemeenschap met Hemzelf te hebben. De schepping – licht, zee, land, dag, nacht, zon, maan en sterren, plant en dier: God maakt het, en het was goed. Maar in de mens legt Hij het meeste van Zichzelf. Met de mens wandelt Hij genietend door het paradijs. Met de mens wil Hij de schepping regeren. De mens schept Hij om samen mee te zijn. Daarom schept Hij de mens zo, dat die voelt dat alleen zijn een gemis is.
Er zijn allerlei gevoelens, en in ons leven zijn allerlei tekorten. Maar de pijn van het gemis aan gemeenschap is uniek: Het laat je delen in Gods verlangen naar de mens. Zo voel je al iets van de pijn die God ervan heeft, als de mens Hem alleen laat staan.

Ik moet denken aan een spotje van Tempoteam.
Die jongen is helemaal niet alleen: hij spreekt meer mensen, dan een ander in een week. Maar ondertussen staat hij er wel alleen voor. Want allemaal willen ze wat van hem. Advies of korting, een klacht afhandelen, afrekenen of op een plaat op maat zagen. En niemand, die een poot uitsteekt. Hij moet het allemaal zelf opknappen. Ken je dat gevoel?
Mozes is de Oud-Testamentische tegenhanger van die jongen. Geweldig ijverig, altijd met anderen bezig, maar ondertussen staat hij er helemaal alleen voor, als hij God voor het volk vertegenwoordigt. Een hoofdstuk eerder bijvoorbeeld, zegt hij tegen de Heer: 'Er hoeft niet veel meer te gebeuren of ze stenigen mij!' Het is een andere eenzaamheid dan die van Adam zonder Eva. Mozes heeft een vrouw – compleet met schoonvader zelfs. Maar hij staat er wel alleen voor. Als we aan eenzaamheid denken, aan er alleen voor staan, dan gaan onze gedachten bijna als vanzelf naar wie geen levensgezel heeft. En terecht, want velen voelen de pijn van dat gemis dagelijks. Maar ook midden tussen de mensen is er eenzaamheid. In de klas zitten, en alleen zijn. Omdat ze je niet zien, je anders vinden. Omdat je voelt dat ze op je neer kijken. Om je kleren, je cijfers, je onhandigheid, of om weet ik veel wat. 'En, hoe was het?' 'Best zwaar, zo in je eentje.' Op je werk, als je merkt dat alle werk op jouw schouders terecht komt. Omdat je zo goed bent? Of omdat collega's ontslagen zijn, en je er niks van durft te zeggen, bang voor je eigen baan? Hoe was dat spotje van Sire ook alweer? Overwerken uit ambitie – of uit eenzaamheid?
Jethro ziet Mozes buffelen. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat gaat het maar door. Alle ruzie, misdaad en ellende wordt aan Mozes voorgelegd. Geen moment van rust. Jethro vraagt: Waarom moet dat allemaal zo? Kan dat niet anders?
Misschien is voor iedereen zichtbaar dat jij er alleen voor staat – als er tenminste iemand zou zijn die je ziet. Misschien is het helemaal niet zichtbaar, maar voel je de last van een druk gezin op jouw schouders alleen drukken. Wie je ook bent, en wat ook je rol is: Als het voelt of je er alleen voorstaat, dan wil ik je deze vraag van Jethro goed laten horen. 'Waarom moet jij steeds voor iedereen klaarstaan?' Waarom altijd jij? Dat is een vraag om op je in te laten werken. Mozes antwoordt 'Zo gaat het nu eenmaal. Hebben ze een geschil, dan leggen ze dat aan mij voor. En ik spreek recht. Ik pas Gods wet toe.'
Dat is een fair antwoord van Mozes. Zo gaat het toch? God had hem gestuurd om Israël te leiden. God spreekt met hem, geeft hem zijn wetten. Geen wonder dat ze bij Mozes komen met hun vragen. Toch? Ja toch? Zo heeft God het toch bedoeld, zo is het toch goed?
Nee Mozes, 'het is niet goed wat je doet'. (17) Ik gebruik expres dezelfde woorden als bij Genesis 2. Dat doet de grondtaal ook. Het is niet goed als de mens alleen is. En het is ook niet goed als Mozes het allemaal alleen doet. En waarom dan niet? 1) Mozes, daar ga je nog aan kapot. Alleen zijn, er alleen voor staan, daar is een mens niet op gebouwd. Daarom wil ik de vraag van Jethro nog eens duidelijk stellen. Waarom moet jij steeds voor iedereen klaar staan? Waarom jij altijd? Omdat God je dat ouderling-ambt gaf? Omdat je gezin een geschenk uit Gods hand is? Als dat zo is, dan zal Hij toch ook wel aan de verdeling gedacht hebben? Hij is de God van liefde – van samen zijn, dus is je taak niet voor in je eentje bedoeld. Want het is niet goed als de mens alleen is.
De oplossing? Ten eerste: geef toe dat het niet goed is. Durf de pijn van het gemis toe te laten. God kent die pijn. De pijn dat wij Hem alleen laten. Dat wij Hem er alleen voor laten staan. Hij verlangde naar gemeenschap. Naar samen met de mens genieten, samen regeren, samen zijn. Ten tweede: doe er wat aan. Pffff... Nog een klus. Kijk maar naar Mozes. Die kan nu bovendien op zoek naar een aantal doortastende, vrome, betrouwbare, onomkoopbare mannen. En die kan hij ook nog eens gaan opleiden, aanstellen, inwerken en begeleiden. Dat is waar. Maar is dat het eigenlijke punt? Of ontloop je het voelen van de pijn? Want zoeken naar anderen betekent toegeven dat je ze mist. De winst is dat je je taak kunt dragen. 'Ze zullen je lasten verlichten door die samen met jou te dragen. Als je het zo aanpakt, en God het wil, kun je het volhouden.' Dus – waarom is het niet goed om het alleen te doen? Omdat je eraan kapot gaat.
2) Maar ook (18b) de mensen die bij Mozes komen zullen eronder bezwijken. Die mensen hebben echte problemen. Heuse geschillen. Dat kan je toch niet als lopendebandwerk afhandelen? Onder zoveel druk ga je fouten maken. Het is gewoon veel te veel, en dat komt de kwaliteit niet ten goede. Laat staan als je er straks echt onder bezwijkt. Bij wie moeten ze dan terecht? Teveel hooi op je vork nemen – daar maak je brokken mee. Je hebt er jezelf mee, maar ook de anderen. Je gezin, je baas, je collega's, de gemeente: als je taak voor hen de moeite waard is, dan is het ook de moeite waard om het goed te doen. Om voor jezelf te zorgen. Om er anderen bij te vragen. Gisteren hadden we een uitje met een studievriend, vader van drie kinderen, die 3 jaar geleden weduwnaar is geworden. Toen zijn vrouw nog ziek was, wilde hij alles goed doen. Zijn werk (hij is eigen baas), zijn vrouw, zijn kinderen. Hij wilde er helemaal voor ze zijn. En hij raakte overspannen. Hij heeft ervan geleerd, en goede mensen erbij gezocht. Hij heeft nu een compagnon, zodat de zaak niet op hem alleen rust, en hij 's morgens de kinderen naar shool kan brengen. Een dag korter kan werken. Oppas, zodat op die andere vier dagen de kinderen thuis kunnen komen, vriendjes mee kunnen nemen of af kunnen spreken. Nu heeft hij tijd om een zaterdag oude vrienden te ontmoeten, en er voor zijn kinderen te zijn. Het gaat nu goed met hem – hij heeft vorige week zijn kinderen aan een nieuwe vriendin voorgesteld. Niet omdat hij het huishouden alleen niet trekt, maar omdat hij aan zichzelf toekomt, en zijn gemis durft te benoemen. En de energie op kan brengen eraan te werken.

Wat een voorrecht, dat God ons zo geschapen heeft, dat we er alleen niet komen. Dat we elkaar nodig hebben. Dat we geschapen zijn voor gemeenschap. Dat hebben we van geen vreemde. God verlangt naar gemeenschap met ons – en dat heeft Hij Adam laten voelen. En de pijn van het gemis, dat wij mensen God telkens weer alleen laten, die voelt Hij. Ook nu nog. In Jezus' lijden is dat zo tastbaar dichtbij gekomen. 'Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten.' Dat was, om te laten voelen: 'het is niet goed als de mens alleen is.' Juist daarom kwam Hij als mens onder ons wonen. Om ons weer voor Zich te winnen. Toen het erop aankwam, stond Jezus er alleen voor. Hij had de moed om de pijn van het gemis uit te schreeuwen. En om alles te geven om de gemeenschap te herstellen. Nu hoeven wij nooit meer van God gescheiden te zijn. Zullen wij dan ook de tijd en liefde opbrengen om Hem op te zoeken? Dat is onze opdracht. Maar we staan daarin niet alleen. 'Hij heeft immers zelf gezegd: Nooit zal Ik u afvallen, nooit zal ik u verlaten.'
Amen

Geen opmerkingen: