dinsdag 13 september 2011

Zeilweekend met schipbreuk

Ik heb leren zeilen toen ik een jaar of 13 was. Een grote broer was 24, en had een bootje gekocht (stern). Zijn zeilervaring bestond in welgeteld 1 zeilkamp, een paar jaar eerder. Van een kennis hoorde hij dat de inschrijving voor de Sneekweek nog open was – of ik zin had zijn fokkenist te zijn. Nou, daar zei ik geen nee tegen.


De eerste proefvaart, mijn eerste zeilles, was dus een wedstrijd. Die eerste dag raakten we toch wat in de stress (pittige wind), en gooiden ons anker maar even uit om op adem te komen. Toen er 50 meter staal op ons afkwam zijn we maar weer gegaan. De eerste les: niet in de vaargeul ankeren. Een goede schipper is belangrijk.
De tweede dag werd de wedstrijd afgelast wegens te harde wind. Dat gaf ons de gelegenheid boot en regels beter te bekijken en uit te proberen. Daarbij scheurde de fok rondom uit het lijk, en dwarrelde als een witte vlag uit beeld. Zodat we prompt aan lager wal vastliepen op een eiland. We hebben de boot er maar overheen getild. Les twee: Varen gaat het best met een boot die heel is en goed onderhouden.
De derde dag waren we weer present met een geleende fok. We kregen de slag te pakken en vlogen over het water. Jammer was wel, dat broer kleurenblind is, en zodoende wat moeite heeft met de rode en groene boeien. We zijn nogal verdwaald. Dat merkten we o.a. toen we in een veld vol veel grotere en snellere jachten belandden, die heel duidelijk vertelden dat ze niet blij met ons waren. Gelukkig bracht de reddingsdienst ons terug, nadat we met onze mast in de bodem van het Snekermeer waren beland. Het vaantje staat waarschijnlijk nu nog op zijn kop in de bodem. Zo leerde ik les drie: varen gaat het best als je je bestemming weet.

Drie lessen:
1. Een goede schipper is belangrijk
2. Je boot moeg heel en goed onderhouden zijn.
3. Je moet weten waar je heen vaart.


Een preek bij Handelingen 27:5-26.

Alledrie die zaken spelen ook een rol bij Paulus, in onze tekst van Hand 25. En met zijn voorbeeld wil ik laten zien dat het eigenlijk met zeilen net zo is als met je leven.
Een goede schipper. Naar wie zou jij liever luisteren? Naar de kapitein (een echte zeebonk) en de eigenaar (ook een vakman), of naar een gevangene (Paulus)?
Nou, ik heb gevaren met iemand die er niet veel van bakte – doe mij het advies van de zeelui maar!
Maar Paulus weet dat hij voor God op pad was. Paulus is wel geen goede schipper, en ook geen ervaren eigenaar, maar hij wist wel dat God hem stuurde, en dat helpt hem om ook bij praktische dingen te kiezen.
Zo gebeurt het nog steeds wel. Ik noem het 'heilig eigenwijs'. Als je goed weet wat God graag wil dat je doet, kan je soms allerlei goede adviezen laten waaien. Het anders doen dan iedereen aanraadt. Ik ken iemand die jaren naar een baan had gezocht. Het liefst als ontwikkelingswerker. Langzaam groeide een andere roeping: om mensen die als zendeling of ontwikkelingswerker naar het buitenland gaan te trainen. Toen bood Medair hem een mooie baan aan – net op het moment dat hij met twee vrienden st. centerforsafety oprichtte. Iedereen zei: neem die baan. Je hebt er jaren naar gezocht! Hij heeft toch voor de nieuwe stichting gekozen. Met 2 vrienden, en alleen een vaag plan. Nu, 8 jaar later, gaan er jaarlijks honderden zendelingen, ontwikkelingswerkers en expats op pad na een training bij centerforsafety.

Een goede en hele boot. Het zat ook niet mee, op die boot met Paulus. Het schoot niet op, de wind stond verkeerd, ze moesten de route wijzigen, enzovoorts. Weken vertraging liepen ze op. Uiteindelijk komen ze zelfs in de herfststormen (het was september, blijkt uit vers 9) terecht.

En dat terwijl ze met zo'n lekker zuidenwindje dachten te kunnen oversteken. Niet dus. Een forse Noord-Ooster storm steekt op (Euraquilo = Grefale). En het Noord-Oosten, dat was dus precies de verkeerde kant. Scherp zeilen kon niet met zo'n graanschip (het gaat trouwens om zo'n schip dat je in Asterix en Obelix veel tegenkomt: met twee masten met elk een vierkant zeil, maar voooral met links en rechts een grote rij roeiers. Paulus heeft misschien ook wel mee moeten roeien). Roeien en zeilen: het was niet genoeg. Het schip is gewoon ongeschikt voor zulk weer op open zee. Ze moeten zich laten wegdrijven. En de storm duurt maar en duurt maar, tot de storm eigenlijk het hele schip opvreet. Stukje bij beetje gaat alles wat bij de boot hoort de zee in. De lading, mast en zeilen, tot uiteindelijk de hele boot eraan gaat.
Met je lijf en je leven is het net zo. Soms zit het zomaar tegen. Komt er tegenslag die je niet zag aankomen. Ziekte, verdriet, tegenslag. Maar soms ligt het ook aan jezelf als er iets mis gaat. Ga je roken, blowen en drinken, heb je onveilige seks, geef je vaak geleend geld uit, dan weet je dat je jezelf daarmee beschadigt. Je zal zien dat het nog een heel poosje goed gaat – zoals met die boot toen de wind uit het Zuiden kwam. Maar als je dan wind tegen hebt, dan ga je kapot. Je hebt het schip van je leven verzwakt – en je kan wachten tot je schipbreuk leidt.
Het betekent nog iets: niet alle tegenslag roep je over jezelf af. Helemaal niet. Je kan ook jong zijn, en toch zomaar ziek worden. Je opleiding kan tegenvallen, of je klas of collega's. Daar kan je niets aan veranderen. Maar je kunt er wel beter of slechter mee omgaan. Paulus weet dat het schip niet supersterk is. Dus wil hij extra veiligheid. Hij waarschuwt: toch die herfststormen ingaan, dat kan je de boot kosten. Met jou erop. Dus: Als het tegenzit, neem dan niet teveel hooi op je vork, maar doe rustig aan. Doe liever een jaar langer over die opleiding, of vraag op tijd hulp bij je zorgen. Beter een winter in een veilige haven, dan in een herfststorm schipbreuk leiden.

Weten waar je heen vaart. Paulus zou naar Rome gaan, om de mensen in Rome tot en met de keizer aan toe van Jezus te vertellen. Hij wist dat God hem daarvoor geroepen had, en op verschillende momenten had hij daarop kunnen aansturen. Zo kwam hij eens voor een rechtbank in Israël, en daar deed hij een beroep op de keizer. De keizer in Rome. Gevangenschap is geen lolletje. Ook niet voor Paulus. Maar hij neemt bewust het risico dat hij lang gevangen blijft zitten, en naar Rome gestuurd wordt. En je hoeft hem echt niet uit te leggenhoe het kan aflopen in Rome...
Wat we nu lazen is een stuk van die reis van Israël naar Rome. Trouwens, als die storm maar doorgezet had, waren ze achteruit weer aardig in de buurt van Israël terecht gekomen. De hele reis duurt jaren. En de rechtszaak duurt ook nog eens jaren. En de schipbreuk is maar een van de rampen die Paulus in die tijd treft.
Zou Paulus niet bang geweest zijn? Wist hij hoe het allemaal af zou lopen? Nou, daar had hij ook niet veel troost aan, want hij is uiteindelijk in Rome ter dood gebracht. Toch merk je weinig van angst, bij Paulus.
Heb je dat wel eens gezien? Dat mensen die een heel duidelijk doel hebben, veel durven. Rustig blijven als allerlei andere mensen bang en schichtig worden.
Ja, Paulus wel. En iemand die kampioen skieën wil worden misschien ook. Zo'n Anna Jochemse, die durft wel. Maar ikke? Nou, het kan best jaren duren voor jij weet wat je worden wilt.
Maar wat je ook van plan bent – of van plan wordt, je mag nu al weten wat God met je van plan is. Daar is het bij Paulus ook mee begonnen. Toen Jezus Paulus riep, gaf Hij hem die opdracht het evangelie aan alle niet-Joodse volken te brengen. Daarom hoefde Paulus niet bang te zijn. God zorgde voor de veiligheid van zijn reis. En Paulus kon er steeds op sturen. Jezus voor de niet-Joodse volken – dan moet ik op reis. En uiteindelijk het liefst naar Rome. En zo is het gegaan.

Maar wat wil God nu met jou en mij?
Een deel van het antwoord is geldig voor ons allemaal. God heeft het ons geopenbaard.
Namelijk dat we mogen leven als zijn kinderen. Dat betekent dat we welkom zijn bij Hem, wat we ook nodig hebben. En ook dat Hij voor ons wil zorgen – alles geven wat we nodig hebben. Zo staat het bijvoorbeeld in Lukas: ‘Want een ieder, die bidt, ontvangt, en wie zoekt, vindt, en wie klopt, hem zal opengedaan worden. Of welk mens onder u zal, als zijn zoon hem om brood vraagt, hem een steen geven? Of als hij een vis vraagt, zal hij hem toch geen slang geven? Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemelen het goede geven aan hen, die Hem daarom bidden.’
Een woord van God dat aan Israël gericht was, maar dat we zeker op onszelf mogen toepassen:
Jer 29:11 Want Ik weet, welke gedachten Ik over u koester, luidt het woord des HEREN, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven.
Een ander deel van het antwoord is individueel. Daarop kan en mag ik hier geen antwoord geven. Dat moet je zelf vinden. Biddend en luisterend, in gesprek met elkaar. En dat geef ik jullie nu, aan het begin van een zondag zeilen mee. Misschien een opstapje om er samen over te spreken, voor te bidden, of over na te denken.

Geen opmerkingen: