vrijdag 8 maart 2013

41 jaar - en seksboekjes lezen?

Ouders, jeugdleiders, docenten, dominees: Allemaal hebben ze (we) een rol in de opvoeding van kinderen en jeugd. En daarmee hebben we ook allemaal een taak in hun seksuele opvoeding. En ik kom weinig mensen tegen die zich daar gemakkelijk bij voelen. Die twee gegevens staan centraal in ‘In gesprek over seks’, van Arjet Borger.

Van de eerste tot de laatste bladzijde houdt Borger haar doel voor ogen: Het bewust maken van hoe breed seksuele opvoeding is, en het benoemen en wegnemen van obstakels op die weg.

Burger bepleit vurig om het gesprek over seksualiteit te verbreden. Te vaak blijven we hangen in seksuele voorlichting, die we bovendien graag aan de docenten op school overlaten. Dat brengt een verschraling mee, die we van de samenleving wel benoemen, maar waaraan we als christenen zelf mee dreigen te doen als we in de opvoeding schichtig aan seksualiteit voorbij gaan. Bij die opvoeding moet u aan heel uiteenlopende zaken denken. Denk bijvoorbeeld aan tijd en aandacht voor geknuffel met baby of peuter, aan het oppikken en bespreken van nieuws over seksualiteit, aan het zichtbaar voorleven van affectiviteit door je partner ook waar de kinderen bij zijn eens een knuffel of kus te geven. Rode draad: laat merken dat intimiteit en veiligheid bij elkaar horen, en dat relaties en wat daarbij hoort normale gespreksonderwerpen zijn.
Nu is dat in een boekje makkelijk gezegd, maar daarmee in de praktijk nog best een uitdaging. Gelukkig biedt het boek ook praktische tips, zoals een aantal ‘veilige’ vragen, om eerst met je partner te bespreken. Zoals: ‘Hoe gingen je ouders om met seksualiteit. Wat vind je daarvan?’ Dat kan helpen om over de drempel te komen, maar ook om te ervaren hoe persoonlijk en verschillend antwoorden kunnen zijn.
We hebben de neiging seksuele opvoeding te versmallen tot voorlichten, maar als christenen hebben we bovendien de neiging om het gesprek over seks te versmallen tot ‘wat mag er allemaal niet’. Deze praktijk is om een aantal redenen gevaarlijk. Ten eerste: Als een jongere anders in het geloof staat dan jij, sta je op een ander vertrekpunt, en bereik je elkaar niet. Ten tweede: Het gaat ten koste van de ruimte voor een open gesprek. Ten derde: Het helpt jongeren niet weerbaar of bewust te maken in hun keuzes.

Het is een boek met een open blik en een open toon. Juist omdat de auteur alle hobbels wil wegnemen die een goede seksuele opvoeding in de weg kunnen staan, komen alle heikele punten aan de orde. Van zelfbevrediging tot samenwonen, van experimenterende tieners tot homoseksualiteit, en van porno tot de sociale druk om jong seks te hebben.
Opvallender dan de aandacht voor zulke ‘grote’ thema’s, is de voortdurende aandacht voor allerlei dagelijkse zaken, die in de weg kunnen staan. Van jonge kinderen die met vieze woorden thuis komen, tot een tante die bij het afscheid een knuffel wil, tegen de wil van het kind in. Van het missen van een voorbeeldrol als ouder, en van de impact die de bijbelse metafoor van Christus (de Bruidegom) en de kerk (de Bruid).
Het benoemen en wegnemen van zaken die een gezonde seksuele opvoeding in de weg kunnen staan, is op elke bladzijde aanwezig. Ik kan me niet voorstellen dat er zaken zijn die Borger niet benoemt heeft. Mij persoonlijk werd het zelfs wat te veel. Omdat ze voor mij wat vergezocht waren, maar ook omdat zo’n lange lijst problemen iets ontmoedigends heeft. Al moet ik daarbij wel zeggen, dat de manier waarop ze ter sprake komen telkens de angel eruit haalt. Goede voorbeelden, mooie vergelijkingen en praktische gespreksvragen maken het boek heel praktisch inzetbaar voor ieder die met seksuele opvoeding te maken heeft. En na het doorwerken van het boek is een conclusie die zich opdringt: Eigenlijk hebben we vrijwel allemaal een rol in seksuele opvoeding. En wordt het hoog tijd om daarover het gesprek aan te gaan.

Geen opmerkingen: